Op de grond van het atelier van Liesbeth Bijkerk liggen grote vellen papier. Ze zijn beschilderd met verf, bespat met ecoline en vertonen druipers in verschillende richtingen. Transparante banen kronkelen over een zinderend blauw vlak, rode inktvlekken waaieren uit over een geelgroene laag. Het bovenlicht in het atelier laat de intense kleuren gloeien. Toch is dit niet het werk van Liesbeth Bijkerk (Hollandia / Nieuw-Guinea, 1957). Dit is nog maar het begin. Het begin van een zoektocht naar een nieuwe compositie.

 

Eigenlijk zou Bijkerk willen schilderen zonder aarzeling. Trefzekere lijnen, die ze in één keer op het doek zet, zoals Markus Lüpertz dat doet. Grote schilderijen die in een keer lijken te kloppen – maar na verloop van tijd ondervond ze dat haar talent daar niet lag. Ze verruilde het doek voor papier en stapte af van het idee dat een werk in een keer ‘moet staan’. Ze bracht vertraging aan in haar werkproces, waardoor ze zichzelf als het ware meer tijd gaf, want voor Bijkerk blijkt juist het proces van experimenteren en zoeken, overwegen en zorgvuldig plaatsen van groot belang.

 

Toch blijft ze die eerste penseelstreken zonder vooropgezet idee op papier zetten. Maar nu juist zonder zich te bekommeren om het eindresultaat. Zonder angst voor mislukkingen want op de rand van mislukken ontstaat vaak het onmogelijke. Nu lijken hun vorm en kleur direct om een weerwoord te vragen, om een tegenwicht, een nieuwe kleur of een ander materiaal. Met aquarel en plakkaatverf, olieverf of acryl gaat Bijkerk het papier te lijf. Ze mengt pigmenten door konijnenlijm en laat ecoline vloeien over een ondergrond van pastelkrijt. De effecten die ze met die verschillende materialen kan bereiken heeft ze door herhaaldelijk experimenteren leren kennen. Maar het toeval, weliswaar door haar gestuurd, blijft een belangrijke rol spelen. Intuïtief werkt Bijkerk toe naar een sfeer die bepalend is voor haar werk. Zo ontstaat het uiteindelijke werk pas wanneer de verschillende verflagen zijn opgedroogd en ze, als een fotograaf, inzoomt op de essentie van het beeld. Ze bekijkt het resultaat en knipt het in delen. Soms blijkt zo’n deel, al is het nog zo sober, als afzonderlijk werk te kunnen functioneren. Soms plakt en schuift ze net zolang totdat ze een nieuw evenwicht heeft gevonden. Dan zet ze het als een puzzel weer in elkaar. De basis is ingedikt. Het resultaat varieert van een kleinood, een miniatuur waarin alles ligt besloten, tot een manshoog werk. De intenties zijn dezelfde. Op de muur in haar atelier hangen ze in een vanzelfsprekende compositie door elkaar heen.

 

Bijkerks beelden zijn niet herkenbaar maar voelen heel vertrouwd en daarin schuilt ook hun aantrekkingskracht. Wie haar vraagt naar de inspiratiebronnen voor haar abstracte composities krijgt geen kant en klaar antwoord. Haar werk is een optelsom van ervaringen, sferen en beelden. Het ijzige blauw op een winterdag, kwakende kikkers bij een verlaten poel, de muziek die ze zingt, een abstracte compositie van Bram van Velde of de waterlelies van Monet. Al die indrukken komen al werkend op papier. De herinnering aan de bron komt meestal pas achteraf, als het beeld er staat.

 

Voordat Bijkerk haar atelier betreedt, zijn haar ervaringen en beelden gefilterd. Geweld, politieke onrust of negatieve gevoelens hebben er geen plaats, ze moeten op afstand blijven, ver weg van de hortus conclusus die haar werkruimte in wezen is. Dat is, voor Bijkerk althans, een voorwaarde om te kunnen werken. Agressie heeft hooguit een plaats in het werken zelf, als ze soms tekent in de verf, om zo een hardere, puntigere laag aan te brengen. Want schoonheid mag dan wel een hoger streven zijn, maar enkel schoonheid slaat dood. Dus gaat ze verder en zo ontstaat vanzelf de letterlijke gelaagdheid in haar beelden. De toeschouwer kijkt langs de lijnen en lagen mee de diepte in. Alsof hij door een microscoop naar weefsels kijkt die ogen als een onbekend landschap. De afzonderlijke bouwstenen zijn nauwelijks meer zichtbaar. Daar waar ze opvallen, ogen ze als geheelde wonden. Zo wordt elke schildering uiteindelijk een subtiele collage.

 

Esther Darley